My Spo(r)t: Marten Van Riel, toptriatleet uit Loenhout

“Ik weet niet of ik ook zo graag en zo veel gelopen en gefietst zou hebben als ik in Antwerpen centrum was opgegroeid…”

All images by Geoffrey Meuli 

Met een zege én een wereldrecord op de Ironman Triatlon in Dubai eerder dit jaar bewees Marten Van Riel definitief dat hij bij de absolute wereldtop behoort. Niet slecht voor een jongen die opgroeide in Loenhout waar hij leerde lopen, fietsen en zwemmen én die nu intussen traint en leeft onder de zon in Girona.

Een zesde én een vierde plek op de Olympische Spelen. Zeges in de Ironmans van Xiamen (2019) en Dubai (2022), die laatste zege met een fameus wereldrecord erbovenop. Een zilveren plak in de eindstand van de Wereldbeker in 2021. En, wellicht zijn bekendste wapenfeit voor het grote publiek, een tweede plek in het eerste seizoen van De Container Cup.

Triatleet Marten Van Riel timmert langzaam maar zeker aan een indrukwekkend palmares. En dat doet hij sinds september 2020 vanuit het Spaanse Girona waar de wegen altijd glooien en de zon quasi altijd schijnt. “Voordien heb ik vijf jaar lang van hotel naar hotel gereisd en geleefd. Van de Canarische eilanden naar Mallorca, dan een wedstrijdblok, daarna een zomers verblijf in Girona of een hoogtestage in de Alpen in Font Romeu.

Maar toen kwam corona en plots kon dat soort reizend leven niet meer. Ik heb toen beslist een vaste stek te zoeken waar ik me makkelijk aan de coronaregels kon houden, waar ik goed kon trainen én waar het beter weer is dan in België.

Waarom Girona? Het staat bekend als een fietsparadijs, maar wat de doorslag heeft gegeven, is dat Girona zo’n gezellig stadje is. Voor mij is het de ideale stek voor een langer verblijf, omdat ik hier ook een sociaal leven kan uitbouwen dat me ligt. Thuis, in Loenhout, lag dat moeilijker: al mijn kameraden daar hebben klassieke jobs, en die komen vooral in het weekend bijeen om pinten te pakken.

Dat gaat dus niet voor mij. Hier in Girona wordt er meer overdag, in de week, afgesproken. En de pinten en cafés worden hier vervangen door koffies en koffiebars. Meestal op een zonnig terras.”

Marten glimlacht en ik snap waarom. “De verleiding om niét 100% voor mijn sport te leven is hier gewoon minder groot.”

Marten is niet de enige topsporter die naar Girona is uitgeweken. Van Riel kent zijn geschiedenis. “In de jaren ’90 was er een enorme wave van wielrenners die er zijn neergestreken. Lance Armstrong, Tyler Hamilton, George Hincapie – die heeft hier zelfs een rondje dat naar hem vernoemd is, David Millar… Na die generatie is het stilgevallen, maar toen rond 2012 ook Jan Frodeno – een van de grootste triatleten ever – hier is terechtgekomen, hebben opnieuw veel meer triatleten en profrenners Girona herontdekt. Het zijn wel de profs met net dat tikkeltje minder geld.

De échte toppers, zeker qua loon, wonen in Monaco of Andorra.” Dat iedereen weet dat het daar een pak minder gezellig is, maar wel beter voor je portefeuille, werp ik op. Marten haalt zijn schouders op. “Over Monaco kan ik niet oordelen, daar ben ik nog niet geweest. Maar Andorra… Daar vond ik niks aan. Je zit daar, letterlijk, tegen een bergwand opgeplakt en daar is verder niks te zien, en niks te doen. Op dat vlak zit ik in Girona véél beter.”  

De Keniaan van de fiets

Maar als Marten niet in Girona zit, of elders ter wereld aan een of andere wedstrijd deelneemt, keert hij met veel plezier terug naar Loenhout, zijn heimat, een dorp in de Noorderkempen waar iedereen elkaar nog bij voornaam kent. Een dorp ook dat bij sportliefhebbers vooral een belletje doet rinkelen vanwege de Azencross, een van de mooiste veldritten van het jaar. Daar, in de velden en bossen, tussen het groen, liep, sprong en fietste de kleine Marten alle energie uit zijn lijf. En nu we hier in Loenhout zijn, voor de foto’s, zie je Marten stralen. Hij is oprecht blij hier te zijn.

“Loenhout is wat ik thuis noem. Ik ben zeker dat Girona een voorbijgaande fase in mijn leven is, maar mijn hart zal altijd in Loenhout blijven. Of ik er sowieso nog terug ga wonen?” Marten lacht. “Dat hangt af van wie ik tegenkom, en met wie ik mijn leven zal delen… Maar als ik er nu kom, word ik overvallen door nostalgie. Ik heb hier zoveel gefietst, gelopen en gespeeld, dat er overal herinneringen te rapen vallen.” Marten wijst naar het brugje waar we daarnet foto’s namen. “Dat brugje was het keerpunt van mijn allereerste looptrainingen die ik deed, samen met mijn broer en zus. ‘Tot het brugske, en terug.’ Ook mijn papa liep vroeger, en hij had ergens een strook van precies 500 meter – hij had dat ooit speciaal afgestapt. Als hij op die strook op intervallen trainde, moest ik met mijn fiets mee omdat ik zo’n oud kilometriekske met wijzertjes op mijn stuur had staan. Dan zei mijn pa: ‘Nu een interval van 18 per uur.’ En dan moest ik aan die snelheid fietsen en dan liep hij naast mij. Een haas avant la lettre.” Marten lacht. Ik zie en hoor hem met warmte de ene jeugdherinnering na de andere ophalen.

Wat hem nog zo aanstaat aan zijn heimat, wil ik weten. “Hoe rustig het leven hier is… Ik ben nog niet toe aan kinderen, maar ik weet wel, uit ondervinding, dat het hier in Loenhout perfect is om op te groeien.” En er is meer. Deze streek heeft Van Riel ook geholpen om de triatleet te worden die hij nu is, en dat beseft hij maar al te goed.

“Er waren zoveel wegeltjes, paadjes, weggetjes om te lopen en te fietsen… Ik heb dat altijd fantastisch gevonden. Ik weet niet of ik ook zo graag en veel gelopen en gefietst zou hebben als ik in Antwerpen centrum was opgegroeid… Ik noem mezelf ook wel eens de Keniaan van de fiets. Zoals Kenianen elke dag kilometers naar school lopen, reed ik van mijn twaalf tot mijn achttien elke dag met de fiets naar het atheneum, 11 kilometer enkel, 22 per dag. Door weer en wind, want mijn ouders hebben me nooit met de auto naar school gebracht, ook niet als het sneeuwde, als het vroor dat het kraakte of als het oude wijven regende. Het was de fiets of de bus, en aangezien ik de bus haatte…” Marten fietste dus elke dag van en naar school. Was dat de trigger om uiteindelijk ook aan triatlon te gaan doen? “Neen. Eigenlijk zwom ik in competitie, maar ik was zo fijn en tenger dat ik bijna altijd laatste eindigde, zelfs toen ik vijftien was. Tegelijkertijd was ik een fervent wielerliefhebber. Vooral passief, maar als kind trok ik in de zomer vaak met mijn ouders naar de bergen waar ik dan, onder impuls van mijn vader, de cols beklom. Alpe d’Huez, Mont Ventoux, Galibier, Aubisque, Ballon d’Alsace… Ik heb ze allemaal gedaan. Ik deed dat graag, en ik merkte dat ik de uithouding had om lang en hard te fietsen.

Een van mijn beste maten bij de zwemclub, Thijs Ribbens, was de neef van Marc Herremans. Marc had Thijs gevraagd een paar vrienden te zoeken om een triatlonteam op te starten en dus kwam Thijs bij mij terecht. Hij vroeg het me op een dinsdagavond, in 2008, na een zwemtraining. Op woensdagavond zat ik al bij Marc Herremans thuis in de living, samen met Thijs en een ander kameraadje. Vanaf dat moment waren we een triatlonclub, met drie leden! Maar jongens, dat was plezant!” Marten lacht. “Ik droomde ervan om profrenner te worden. Bij elke koers die ik keek, dacht ik: ‘Dit wil ik ook’, maar daar stonden mijn ouders niet voor te springen. In mijn triatlondroom gingen ze gelukkig wel mee.”

Tussen vriendschap en concurrentie

Die triatlondroom kreeg langzaam vorm. In 2014 werd Van Riel uitgenodigd voor een trainingskamp onder de succesvolle triatloncoach Joel Filliol. Een droom die nochtans begon als een nachtmerrie. “Ik herinner me dat eerste echte trainingskamp bij de JFT-crew (Joel Filliol Triatloncrew; red.) nog als gisteren. Ik had er net mijn allereerste basistraining bij Defensie opzitten, een elf weken durende stage. Dat was al een behoorlijk stressvolle periode geweest, en meteen daarna moest ik dus door naar Portugal, voor dat eerste trainingskamp. Ik was een jonge gast tussen al die wereldtoppers – ik stond 200ste op de wereldranking, de slechtst geklasseerde na mij stond 25ste -, en ik kwam daar totaal onvoorbereid aan.

Op de koop toe was ik van alles vergeten. Helm, zonnebril, mijn Garmin… Héél gênant.” En toch moet Marten, ondanks zijn slechte vorm, daar iets laten zien hebben. “Ik dacht dat het meteen einde verhaal ging zijn, maar tot mijn eigen grote verbazing werd ik door Joel ook voor het volgende trainingskamp uitgenodigd. Daar is het écht begonnen…” Een beetje later maakte Marten officieel uit van de JFT-crew, en die JFT-crew was én is iets bijzonders. “Dat is een trainingsgroep vol buitenlandse triatleten, allemaal wereldtoppers, onder dezelfde coach. We trainden constant samen, waren constant samen op stage, reisden samen de wereld rond. In het dagelijkse leven trokken we samen op, als vrienden, terwijl we op wedstrijddagen voornamelijk elkaars grootste concurrenten waren…”

Beetje vreemd toch? Dagelijks trainen met je grootste concurrenten? Marten knikt. “Dat zie je enkel in triatlon. Triatlon is een solosport, maar toch voelde het aan alsof we deel uitmaakten van hetzelfde team. We maakten elkaar het leven aangenamer en makkelijker, want als je alles alleen moet doen, is het moeilijk en eenzaam. Omdat we dagelijks met elkaar trainden, kenden we elkaars sterktes en zwaktes. Het gaf me ook een soort rust: ik kan dit niveau aan, ik zit hier op mijn plaats. We werden ook beter door die gemeenschappelijke trainingen.

De mindere lopers verbeterden door te trainen met de goede lopers, en dat was net zo bij het zwemmen en fietsen. We staken dingen op van elkaar.” En dan voegt Marten er een zinnetje aan toe, dat aangeeft dat er dit jaar veel veranderd is.

“Toen ik een paar weken geleden mijn eerste wedstrijd van het seizoen betwistte, in Dubai, was ik veel onzekerder over mezelf, en over mijn conditie. Waar sta ik? Hoe goed ben ik?” De reden voor die onzekerheid? Marten heeft de JFT-crew verlaten en traint dus niet meer samen met al die andere wereldtoppers. Ook de coach is nieuw. Out: Joel Filliol. In: Glenn Polleunis, een landgenoot. “Omdat ik me op training niet meer kon vergelijken met de concurrentie, voelde dat als een nadeel.” Die onzekerheid bleek verre van nodig. Want Marten won in Dubai. Met overmacht. En in een nieuwe wereldrecordtijd, leek het meteen na aankomst. Of toch niet? Het zou wellicht niet gehomologeerd worden, lieten de Ironman-bonzen eerst weten. Of dan toch weer wel? “Uiteindelijk heeft Ironman het toch uitgeroepen tot een nieuw wereldrecord. Ik mag me officieel wereldrecordhouder noemen”, zegt Van Riel niet zonder trots. Die wereldrecords in triatlonland zorgden de afgelopen jaren sowieso al voor veel controverse. “Vorig jaar heeft de Noor Kristian Blummenfelt het wereldrecord op de volledige afstand verbroken, maar dat werd niet gehomologeerd omdat er maar in één richting werd gezwommen, enkel stroomafwaarts. Gevolg: een tijd die tien minuten sneller was dan normaal.

Diezelfde Blummenfelt heeft, in 2019, in Bahrain de korte afstand gedaan in 3 uur 25 minuten en 40 seconden, wat 40 seconden sneller was dan mijn tijd. Maar: de fietsafstand in Bahrain was maar 86,5 kilometer, in plaats van de officiële 90 kilometer, terwijl het parcours tijdens mijn wereldrecord zelfs 90,6 kilometer bedroeg. Tja, dan wordt het natuurlijk moeilijk om tijden te vergelijken. Ach, ik ben niet echt met dat wereldrecord bezig geweest. Voor mij was het veel belangrijker om die wedstrijd te winnen, tegen al die grote namen.”

Nog één keer voor Olympisch eremetaal

Dat Marten won, was al een straffe prestatie op zich, want veel ervaring op die afstand heeft Van Riel nog niet. “Het was nog maar mijn tweede wedstrijd op die afstand. Mijn eerste was in 2019, in Xianmen en nog voor corona, en die heb ik trouwens ook gewonnen…” Marten lacht zijn tanden bloot. En dan, typisch Vlaams, relativeert hij meteen zijn eigen prestatie. “Goh ja, zo’n wedstrijd sluit wel heel erg aan bij mijn trainingen. Mijn winst in die eerste triatlon vind ik trouwens een pak straffer dan mijn winst dit jaar. In 2019 deed ik die wedstrijd in Xianmen tussen de soep en de patatten, op een geleende tijdritfiets die zelfs een maat te groot was, gewoon om het eens gedaan te hebben…  Nu had ik mijn eigen fiets, een Trek, en heb ik het wetenschappelijk aangepakt.”

Het is duidelijk: Marten heeft nog progressiemarge, al lacht hij dat eerst nog weg. Maar zijn ogen zeggen genoeg. “Ik kan nog stappen zetten. Zeker op het vlak van fietspositie, aerodynamica… Of ik fysiek nog marge heb, weet ik niet. Maar ik hoop het…” Marge of niet, er is ook nog dat andere dilemma: welke afstand ligt Van Riel nu het best? Of, zelfde vraag, andere invalshoek: waar wil hij zich liefst van al op toeleggen? “Ik ga eerlijk zijn: dat is een moeilijke keuze. Ik denk dat de halve afstand me goed ligt, al denk ik dat de volledige afstand me nog beter moet liggen.

Maar daar moet ik dus mijn trainingen gigantisch voor aanpassen, en eenmaal ik daarvoor ga, is er geen weg meer terug.” De reden waarom Marten die weg nog niet wil inslaan? Hij grijnst. “Ik heb nog een rekening openstaan met de Olympische Spelen. Een keer zesde en een keer vierde: dat is twee keer bijna, hè. Ik wil nog één keer vol voor een medaille gaan, en dus moet ik me nog even concentreren op de korte afstand. Het geluk is: het is dit keer maar drie jaar wachten, in plaats van vier.” Is zo’n vierde plaats – net géén medaille – effectief de meest ondankbare plaats? Marten zucht. Ik zie hem twijfelen. “Ja… Neen… Of toch ja. Allee, waarschijnlijk wel. Weet je: als ik derde was geworden en een medaille had gepakt, had ik nu de vrijheid gehad om andere keuzes te maken, om me nu al toe te leggen op andere doelen, andere afstanden.

Nu heb ik het gevoel dat ik me nog één keer 100% op die korte afstand moét richten. Ik wil die Olympische medaille. Ik besef dat een carrière als de mijne valt of staat met piekprestaties. Als ik wil dat ze mij als triatleet niet zullen vergeten, moet ik een Olympische medaille pakken of Hawaï winnen, zo simpel is het. Want een vierde plek op de Spelen of tweede in Hawaï… Dat zijn de mensen binnen vijf jaar vergeten.” Voila, het hoge woord is eruit. Na een Olympische medaille wacht er Marten nog één ultiem doel: de Ironman in Hawaï. “De meest mythische wedstrijd ter wereld!

Uiteraard droom ik daar van. Ik hou ervan om mijn eigen grenzen te verleggen, ik hou van de strijd tegen mezelf en de klok.  Maar of mijn lichaam Hawaï gaat aankunnen? Dat is de vraag.” De vraag stellen is ze beantwoorden. Zeker bij Marten Van Riel. Zegt hij zelf: “Als ik ergens voor ga, ga ik er 100% voor. Veel balans of leven buiten de sport heb ik niet. Hobby’s? Geen! Mijn sport is mijn beroep is mijn hobby. Als ik dan toch thuis ben en me verveel, zit ik uren op internet. Dat is tijdverlies, ik weet het. Maar ik hou ervan onnozele weetjes op te zoeken, en dingen te lezen over de meest uiteenlopende onderwerpen. Gevolg: ik weet over veel dingen een beetje, maar over weinig dingen weet ik veel. Ik vind het moeilijk om, als triatleet, balans te vinden in het leven. Neem nu vandaag. Ik ben om zeven uur opgestaan. Van acht tot halftien heb ik gezwommen. Om tien uur was ik terug thuis, dan heb ik gegeten, en een uurtje gerust. Van twaalf tot één ben ik gaan lopen, daarna heb ik terug wat gegeten en vervolgens heb ik een uur in de zetel gezeten. Tenslotte heb ik nog drie uur op mijn rollen getraind en nu heb ik een interview met jou.

En zo zit elke dag propvol. Ik train wekelijks 30 uur, maar daarnaast komt er nog heel veel bij kijken zodat er weinig tijd overschiet voor andere dingen. En, héél belangrijk én dat maakt het ook zo moeilijk: die andere dingen mogen vooral géén energie kosten. Elk weekend dingen moeten laten: dat vergt karakter! Een concert, een wandeling in het park, een avondje op café… De energie die normale mensen in dat soort uitjes steken, moet ik in trainingen steken.”

De Container Cup

Een uitspatting die Marten zichzelf wel veroorloofde: deelname aan de Container Cup, het VIER-programma waarin allerlei topsporters zich aan diverse uiteenlopende disciplines wagen in de hoop het tot meest complete atleet te schoppen.

“De opnames voor de Container Cup waren in volle corona-periode. Er waren geen wedstrijden, ik had niks te doen. Uiteraard was ik blij dat ik kon meedoen – zo had ik iets om handen, en plots kende een heel ander publiek me. Voordien waren het enkel de triatlon-fans bij wie mijn naam een belletje deed rinkelen.

Nu werd ik plots herkend op straat door kinderen en bejaarden. Ook in mijn eigen familie zijn sommige mensen mijn carrière pas écht beginnen volgen na mijn verschijning in de Container Cup. Dat ik daarnaast een goede prestatie neerzette, was mooi meegenomen.”

Een goede prestatie? Dat is een understatement. Marten leek lange tijd op weg om de tweede editie van de Container Cup te winnen, tot Ward Lemmelijn op de allerlaatste dag nog een betere prestatie neerzette. “Ik ben vooral blij dat ik heb kunnen laten zien dat triatleten heel complete atleten zijn.”

Eindigen doen we met dat ene verschrikkelijk dilemma: een Olympische medaille of winst in de Ironman in Hawaï. Marten blaast even. “Pfoe, moeilijk.” Na lang nadenken komt er toch een antwoord. “Als het gewoon een medaille is – brons of zilver, ga ik voor Hawaï. Is het een gouden plak, dan ga ik voor de Olympische medaille. Je bent Olympisch kampioen voor eeuwig.

En gelukkig bestaat er zoiets als de Ironman in Hawaï, een evenement dat iedereen kent en waardoor triatlon ook één dag per jaar wereldnieuws is.”

Goed gerief! Van Garmin!

Zwemmen: “Ik gebruik het Garmin Forerunner 945-horloge vooral tijdens het zwemmen en het lopen. Tijdens het zwemmen kijk ik niet naar mijn hartslag, maar dan gebruik ik het puur voor mijn tijden, en dan nog maar enkel tijdens rustige trainingen. Bij zware trainingen staat mijn coach langs de kant, en die roept me dan mijn tijden toe. Toch heeft de 945 nog een paar andere functies die handig zijn voor het analyseren van mijn trainingen.

De Swolfs-score, bijvoorbeeld, een score die beoordeelt hoe technisch goed je gezwommen hebt. Dat helpt me soms, want al ga ik behoorlijk snel vooruit in het water, technisch ben ik geen wereldwonder. Normaal haal ik een Swolfs-score van rond de 30, maar eigenlijk zou ik eens expres technisch heel slecht moeten zwemmen om te kijken of mijn Garmin dat verschil effectief merkt… Ik kan nog veel meer aflezen op dat horloge: het aantal slagen dat ik doe, hoe lang ik doe over 50 slagen… Dat soort dingen. Het nadeel is: ik kan niet tegelijkertijd zwemmen én op mijn horloge kijken. Dus al die informatie is vooral handig achteraf, voor analyses.”

Lopen: “Ook voor het lopen gebruik ik de Forerunner 945, en daar is hartslag natuurlijk wel belangrijk. Sinds dit jaar, bij mijn nieuwe coach, loop ik vooral op power, op vermogen. Dat is via een andere sensor, maar de resultaten lees ik af op mijn Garmin. Dat loopvermogen is handig, zeker in Girona, waar het toch behoorlijk op en af is.

Als we een zware looptraining hebben, lopen we bijvoorbeeld op snelheid, en niet op hartslag. Een streefdoel kan dan zijn: 3 minuten per kilometer (wat dus gelijkstaat aan 20 per uur; red.). Maar als ik dan naar mijn vermogen kijk en ik merk dat ik opmerkelijk meer power nodig heb om die snelheid aan te houden, durf ik wat te vertragen. Het helpt om gecontroleerd te trainen.

Ook bij de voorbereiding én tijdens wedstrijden zijn mijn Garmin-toestellen broodnodig. In Dubai heb ik puur op power gefietst en op snelheid gelopen. Ik heb niet gekeken naar mijn hartslag.

De weken vooraf hadden we mijn conditie grondig geanalyseerd zodat ik perfect wist welk vermogen ik al fietsend en welke snelheid al lopend ik kon halen. Mijn hartslag was vooral belangrijk voor de analyse achteraf door mijn coach. Die haalt daar uiteraard extra informatie uit. Door het samenleggen van al die parameters kan die mij perfect inschatten. Ik ben geschrokken hoeveel informatie je uit al die data kan halen, en hoeveel je daaruit kan leren. Want ik was verbaasd hoe exact mijn coach en ik na mijn voorbereiding op Dubai konden inschatten wat voor tijden ik ginder zou zwemmen, fietsen en lopen.   

Fietsen: “Tijdens het fietsen gebruik ik de Garmin Edge 1030 Plus, in combinatie met de Garmin Rally-vermogenspedalen. Bij het fietsen is de combinatie hartslag/vermogen ideaal – mijn coach kijkt constant naar allebei, maar ik kijk enkel naar mijn vermogen, in combinatie met lactaatmetingen. Bij welke wattages bouw ik melkzuur op? Tot welk wattage kan ik gaan om dat uren vol te houden?

Ik gebruik mijn Edge 1030 Plus natuurlijk ook om routes op gps te rijden. Ik doe niks liever dan mooie routes uitstippelen, vaak ben ik daar twee uur mee bezig. Mijn kameraden en trainingsmaten weten dat intussen ook: als er een lange rit voorzien is, spelen mijn Garmin en ik altijd gids. Girona is ook een echt gravelparadijs, en daar heb ik die routebegeleiding echt wel nodig. Jammer genoeg heb ik tijdens het seizoen weinig tijd om te gravelen, want ik doe dat echt graag.”